Doodslag op de Veluwe – Het raadsel van de verdwenen plank

Een verhaal over vriendschap, woede en vergiffenis, ergens op een druilerige avond in 1599…

Soms duikt er in oude archieven een verhaal op dat meteen je aandacht grijpt. Een eenvoudige plank, een paard, een achtervolging in de nacht – en uiteindelijk een dodelijke afloop. Dit gebeurde op de Veluwe, aan het eind van de zestiende eeuw.

Een avond vol drank en geruchten

Het was herfst, 1599. De wind gierde door de bomen, de haard knetterde, en in het huis van Aert Michielsen was het een gezellige boel. Boeren uit de buurt waren bijeengekomen om te drinken, te kletsen en even de zorgen van alledag te vergeten. De kannen met bier gingen rond, de verhalen werden mooier naarmate de avond vorderde, en er werd luid gelachen.

Maar toen later op de avond nog een stel mannen aanschoof – waaronder Jan Jacobsz en Willem van Assen – veranderde de sfeer. Ze vertelden iets wat de stemming meteen drukte: ze hadden gezien hoe iemand er met een plank vandoor was gegaan. Niet zomaar een plank, maar een die van Egberts wagen leek te zijn gehaald. De dief was gezien op een lege wagen, zonder lederen bespanning – alsof hij haastig iets bij elkaar had geraapt en er vandoor was gegaan..

“Er is een man vandoor gegaan,” zeiden ze. “Op een lege wagen, en hij had een plank meegenomen van Egberts kar!”

Een plank? Ja, een plank. Niet zomaar eentje, maar eentje die blijkbaar belangrijk was. Voor Egbert was het diefstal. En voor Aert, de gastheer, een persoonlijke belediging. Want Aert had een bloedhekel aan onrecht.

Hij keek Egbert aan en zei kort maar krachtig:
“Neem één van mijn paarden en rij hem achterna.”

En dat deden ze. Aert en Egbert, in het pikkedonker, hobbelend over de Veluwse zandpaden, achter een onbekende aan die hun plank had gestolen. Ze riepen dat de man moest stoppen, dat ze hem niks zouden doen. Maar de dief bleef vluchten. Alsof hij wist: dit gaat fout.

Een paard, een gevecht en een dode

Aert merkte al snel dat Egberts paard sneller was. Dus ze wisselden. Aert, woest en vastbesloten, joeg de man achterna. “sien wat dat voor een Mennevogel machte wesen!” riep hij nog.

En toen – ergens in het donker – ontmoette hij Jan Tijmiss. Wat er precies gebeurde? Niemand weet het. Misschien dacht Aert dat Jan de dief was. Misschien was Jan op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Wat we wél weten: er ontstond een gevecht, en Jan overleefde het niet.

De nasleep: vlucht en spijt

Aert sloeg op de vlucht. Want doodslag was een ernstig misdrijf. Hierop stond de doodstraf – met het zwaard. Onthoofding. Geen grap. Hij verstopte zich in Oldebroek, net over de grens van het gebied waar men hem zocht. Daar zat hij jaren, wachtend. Denkend. En waarschijnlijk ook: berouwvol.

Uiteindelijk, in 1611 – twaalf jaar later – schreef hij een verzoek aan de heren van het Vorstendom Gelre en het Graafschap Zutphen. Hij vertelde over die avond, over wat hij dacht dat er gebeurde, over zijn woede, zijn verwarring… en zijn spijt.

Hij had zich verzoend met de weduwe van Jan, met de familie. Geen bloedwraak, geen eeuwige haat. Alleen verdriet – gedeeld verdriet misschien zelfs.

Genade in plaats van wraak

De bestuurders van Gelre zaten met een dilemma. Aert had iemand gedood, ja. Maar hij had ook berouw, had het goed proberen te maken. Wat weegt zwaarder? Recht of vergeving?

Ze kozen voor het laatste.

Aert kreeg gratie. Hij moest wel een forse boete betalen – tweehonderd ponden, een gigantisch bedrag – maar hij mocht zijn leven voortzetten. Geen kerker, geen zwaard. Alleen de herinnering. En misschien een klein beetje innerlijke rust.

Wat leert dit verhaal ons?

Niet elk verhaal uit de geschiedenis heeft een held of een schurk. Soms zijn er alleen mensen. Mensen die fouten maken, fouten erkennen… en proberen die recht te zetten.

Aert was geen monster. Maar hij had wel bloed aan zijn handen. En toch kreeg hij een tweede kans.

Misschien is dat wat dit verhaal zo bijzonder maakt. Het herinnert ons eraan hoe dun de lijn is tussen goed en kwaad. Hoe makkelijk een avond ontspoort. En hoe moeilijk het soms is om te zeggen:

“Het spijt me.”


📜 Gegeven te Arnhem, op 4 maart 1611 – een dag waarop vergeving sterker bleek dan wraak.

zie volledige transcriptie in dit PDF

Scans van een handgeschreven pagina uit het Remissieboek van het Hof van Gelre en Zutphen (1599), met het verzoekschrift van Aert Michielsen over de doodslag op Jan Tijmiss.

Join the discussion...

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *